Achter de ongezonde verwarring
Gek word je ervan, van het eeuwige gekissebis over wat nu gezonde voeding is en wat niet. Alle echte en zelfbenoemde deskundigen spreken elkaar tegen. Tenminste, zo lijkt het. Maar toen twee voedingswetenschappers van de universiteit van Yale al die verschillende visies op een rijtje zetten, ontdekten ze dat in ieder geval de echte deskundigen het over twee dingen wél met elkaar eens zijn.
Zijn noten gezond? Jawel, zegt het Voedingscentrum, dat de stand van zaken in de gevestigde voedingswetenschap verwoordt. Als je er tenminste rekening mee houdt dat er veel calorieën in noten zitten, en je er dus niet teveel van moet eten. Noten gezond? Niet zo snel, zegt de website paleoleap.com. Sommige noten bevatten veel phytaat en ook nog veel omega-6-vetzuren. Daarvan moet je niet teveel binnenkrijgen.
Zijn uien gezond? Jazeker, zegt de Amerikaanse medicine hunter Chris Kilham. Mensen die geregeld uien eten zijn volgens epidemiologische studies beschermd tegen een waslijst van aandoeningen. Kilham heeft waarschijnlijk de gevestigde voedingswetenschap achter zich. We vinden op de webstek van het Voedingscentrum in ieder geval een paar dozijn gezonde recepten waarin uien zijn verwerkt.
Maar volgens polyman - zeg maar: mannenverbeteraar – Drew Gerald zijn uien ronduit toxisch. Zwavelverbindingen in uien, maar ook in verwante groenten als knoflook en prei, zouden de hersenen beschadigen.
Ruzie en verwarring
Gezonde voeding is een slagveld, waar malloten, halfgeïnformeerde leken, uitstekend geïnformeerde autodidacten, maar ook wetenschappers uit verschillende disciplines elkaar te lijf gaan. Je kunt geen uitspraak over gezonde voeding bedenken, of er is ergens wel iemand die met veel aplomb een tegenovergestelde mening verkondigt. Zet een paar voedingsexperts bij elkaar in een talkshow, en voor je het weet vliegen de voedingskundigen, voedingsonkundigen, droevigskundigen, en uiteraard ook voedingsschunnigen elkaar in de haren, en blijft de geïnteresseerde leek achter met de indruk dat voedingsexperts helemaal niets zeker weten, en maar wat roepen.
Tegen die achtergrond is het artikel dat David Katz en Stephanie Meller van de universiteit van Yale een paar dagen geleden publiceerden meer dan de moeite waard. In dat stuk proberen de twee onderzoekers te achterhalen wat de gezonde diëten die voedingswetenschappers sinds de jaren zestig hebben bedacht met elkaar gemeen hebben. Dat is geen geringe opgave, want er zijn inmiddels heel veel diëten ontwikkeld.
Om het overzicht niet te verliezen verdelen de onderzoekers ze in een paar groepen: het low-carb-dieet, waar onder meer het Atkinsdieet onder valt, maar ook een aantal eiwitrijke diëten die onder krachtsporters zo populair zijn, het traditionele low-fat-dieet zoals dat in veel traditionele Aziatische samenlevingen nog bestaat, het Zuid –Europese mediterrane dieet met weinig vlees, maar wel veel vis, groenten, fruit en volle granen, het modieuze paleodieet, het laag-glycemische dieet en het traditionele gevarieerde dieet dat gevestigde voedingswetenschappers en het Voedingscentrum propageren.
Al die diëten hebben verschillende uitgangspunten, en voorstanders kunnen zich beroepen op wetenschappelijke studies die aantonen hoe gezond hun dieet wel niet is. En hoewel de pleitbezorgers van al die benaderingen het over heel veel hartgrondig met elkaar oneens zijn, zijn er toch een paar punten waarop ze elkaar wel kunnen vinden.
Zo natuurlijk mogelijk
Ten eerste nemen in alle diëten die Katz en Meller hebben bestudeerd onbewerkte of minimaal bewerkte voedingsmiddelen een centrale plaats in. Groenten, fruit, vlees, noten en vis hebben in alle benaderingen een prominente plaats, intensief bewerkte en kant-en-klare producten schitteren door afwezigheid. Geen enkele serieuze benadering ruimt plaats in voor frisdrank, mierzoete sapjes, snoepgoed, gebak, snacks, boterhamworst, knakworsten en kant-en-klare sausmixen. Hoe dichter levensmiddelen bij de natuur staan, en hoe minder de voedingsindustrie ermee heeft geknoeid, des te gezonder zijn ze. Verse vis is beter dan vis uit blik, vissticks of surimi. Vers fruit is beter dan fruit uit blik of sapjes, maar sapjes zijn weer beter dan frisdrank.
Heb je door het mediaoffensief van de paleobeweging nog geen graan-, zuivel- en aardappelfobie ontwikkeld, dan is volkorenbrood – gemaakt van de volledige graankorrel- uiteraard een betere keuze dan witbrood, en zijn gekookte aardappels gezonder dan in hete olie gebakken frieten. En eerlijke zuivelproducten zijn gezonder dan de caloriebommetjes met allerlei smaakjes uit het zuivelschap.
Plantaardig
Ten tweede zijn in alle diëten de meeste calorieën van plantaardige origine. Dat gold misschien niet voor de eerste versie van het Atkinsdieet, maar wel voor de latere versies die Robert Atkins ontwierp. Er circuleert zelfs een veganistische versie van het Atkinsdieet, het eco-Atkins-dieet.
Ook binnen de paleobeweging is iets dergelijks gebeurd, al is niet iedereen daarin meegegaan. Uitzondering op de regel is onderzoeker, emeritus-hoogleraar en paleogoeroe Loren Cordain. Hij heeft bijvoorbeeld nog steeds geen goed woord over voor bonen of aardappelen, en vindt nog steeds dat dierlijke voedingsmiddelen de hoeksteen van een gezond paleodieet moeten zijn. Veel andere paleo-aanhangers hebben die mening echter door archeologisch en genetisch onderzoek herzien. Uit opgravingen weten we dat onze verre voorouders in de steentijd al veel fruit, knollen, noten en andere volwaardige plantaardige voedingsmiddelen aten. De term ‘jager-verzamelaar’is daarom veranderd in ‘verzamelaar-jager’.
Meerdere wegen
De boodschap van Katz en Meller komt overeen met wat onze eigen Amsterdamse voedingshoogleraar Jaap Seidell al een paar jaar roept: er zijn, als het om gezonde voeding gaat, meerdere wegen die naar Rome leiden. En jazeker, ook een eiwitrijk dieet waarmee krachtsporters hun spiergroei kunnen optimaliseren kan gezond zijn. Goed, voedingswetenschappers weten nog lang niet precies wat gezond is en wat niet, en verschillen daarover dus van mening. Maar er zijn ook een paar dingen die ze al tamelijk zeker weten. Het zou jammer zijn als we dat door het gekrakeel van “voedingskundigen’ zouden vergeten.