EN  |  FR

Musclebound: een kwestie van verkeerd trainen

Musclebound worden van gewichttraining was lang het spookbeeld dat de sportcoach zijn naar kracht hongerende atleet voorhield. In Amerika is de koppeling van stijfheid en dikke spieren reeds lang naar het rijk der fabelen verwezen. In Nederland dwalen resten van het muscleboundspook nog driftig rond. En het is bekend: hoe banger je bent voor een spook, hoe effectiever hij is.

Musclebound

In 1937 publiceerde dr. Peter Karpovich uit Massachusetts een baanbrekend artikel, waarin hij aantoonde dat het trainen met gewichten de coördinatie van atleten bevorderde. De meeste honkbalspelers van voor de Tweede Wereldoorlog moesten daar hard om lachen, want bewierookt en financieel goed gevuld hadden ze geen enkele behoefte om hun trainingsmethoden te veranderen. Ze waren bang souplesse en coördinatievermogen in te leveren, en gaven die ‘angst’ de noemer musclebound.

Tegenwoordig hangen vioolspelers en fijn instrumentmakers aan de gewichten, en die kunnen zich een neergang in fijne motoriek toch bepaald niet veroorloven. Maar ook in de sport zien we aan de uiterst getrainde fysieken van hardlopers, boksers, zwemmers en basketballers dat gewichttraining een vaste plaats in het trainingscurriculum heeft gekregen. Soms echter zijn er coaches die weinig kaas hebben gegeten van gewichttraining, met name sportspecifieke gewicht/krachttraining. Zij wijzen het trainen met gewichten categorisch van de hand. Zo moest het uiterst doordachte krachttrainingsprogramma, dat de Rotterdamse sportschoolhouder en krachttrainingsdeskundige Hans Kroon had ontwikkeld voor Sparta, onmiddellijk wijken toen de nieuwe coach, Willem van Hanegem, aantrad met het motto ‘Voetballers zijn geen bodybuilders’. En zoals de ‘Kromme’ denkt, zo denken er nog wel meer. In zekere zin terecht.

Sportspecifieke krachttraining

Het punt is inderdaad, dat sporters niet klakkeloos als bodybuilders moeten trainen. De krachttraining moet sportspecifiek zijn. Met andere woorden, rekening houden met en aansluiten op de specifieke eisen van een bepaalde tak van sport. Dat vergt echter nogal wat kennis van de sport in kwestie en van krachttraining op zich. Gelukkig begint die kennis zich langzamerhand te verbreiden.

Drs. Adri van Diemen, inspanningsfysioloog van de wielerploegen van de Rabobank is zeer positief over krachttraining voor fietsers. “Vaak wordt de waarde van krachttraining voor duursport met argusogen bekeken. Dat is terecht, wanneer het gewone bodybuilding- of fitnessprogramma’s betreffen. Wanneer echter een sportspecifiek fitnessprogramma wordt gevolgd, ziet het plaatje er heel anders uit”. Van Diemen deed een literatuuronderzoek waaruit een positief effect bleek van krachttraining voor fietsers. Hij vervolgde deze bevinding met een klein empirisch onderzoek, waarbij hij twee groepen wielrenners op een trainingsprogramma zetten. De ene groep op een puur duurprogramma (negen uur per week alleen fietsen) en een groep die een gemengd programma afwerkte (vijf uur per week fietsen en vier uur krachttraining per week). Na negen weken bleken de verschillen tussen de beide groepen opmerkelijk. Krachttraining, zo bleek, verbetert in het bijzonder het sprinten en demarreren. Dan moet het wel krachttraining zijn die specifiek is voor een bepaalde duursport.

De vijf trainbare pijlers van het prestatievermogen

Bij het prestatievermogen komen meerdere factoren kijken. Naast kracht en uithoudingsvermogen komen daar ook nog lenigheid, snelheid en coördinatievermogen bij. Aanleg is een gegeven, de andere vijf pijlers van het prestatievermogen zijn trainbaar. Bij sportspecifieke of functionele krachttraining kijk je in hoeverre die vijf pijlers van het prestatievermogen worden ingezet in de betreffende tak van sport, en welke spieren en energiesystemen daarbij worden aangesproken.

Aan de hand van de mate van getraindheid van de betreffende sporter en de te verbeteren elementen, wordt een trainingsprogramma ontwikkeld. Het overheersende principe daarbij is, zoals gezegd, dat sportspecifieke of functionele krachttraining niet alleen moet aansluiten bij de sport in kwestie, maar die ook zoveel mogelijk moet nabootsen. Vrije gewichten en kabelmachines bieden daarvoor de beste mogelijkheden, aangezien die de beweging niet in een geprefabriceerde baan dwingen. Bij gebruik van vrije gewichten ontwikkel je bovendien meer spiercoördinatie en dat is bij alle sporten/activiteiten een voordeel.