Appels met peren vergelijken
In de mode kent men bijna twintig lichaamstypen, maar fysiologisch gezien zijn ook die terug te voeren op drie lichaamstypen. Aangezien de appel zelden ver van de boom valt, is het voor een appel- of peertype lastig om een zandloper te worden. Maar net als kleding compenseert, kun je ook met wat duursporten en krachttraining je lichaam richting de zo populaire zandlopervorm modelleren.
Hippocrates, de grondlegger van de moderne, Westerse geneeskunde, was de eerste die mensen naar twee lichaamstypes indeelde. De eerste was kort en dik (en volgens Hippocrates bestemd om een beroerte te krijgen), het tweede type was lang en dun (en ontvankelijk voor TBC). Tot de negentiende eeuw verdwijnen dergelijke indelingen een beetje uit zicht tot de psychiatrie opkomt. Zo werden mensen ingedeeld op orgaangrootte (het digestieve, musculaire, respiratoire en cerebrale type) of de verhouding tussen ledematen en romp (macroplanchnisch, normosplanchnisch en microsplanchnisch). Al met al ontstonden er rond die tijd bijna dertig verschillende indelingen. In de 20ste eeuw blijven de hersenkijkers ook naar lichamen kijken en koppelen steeds vaker emotionele gesteldheid aan lichaamsbouw.
Vormbehoud
Tegenwoordig worden er meestal drie lichaamstypes onderscheiden; het endomorfe, het mesomorfe en het ectomorfe types. Dit worden de somatotypes genoemd. Somato is Grieks voor ‘op het lichaam betrekking hebbend’. Het mesomorfe is het ‘gemiddelde’ type, waarmee de twee anderen worden vergeleken. Kenmerkend voor de mesomorf is zijn (of haar) gespierdheid en een minimum aan lichaamsvet. De mesomorf is klassiek gebouwd; zware botten, smalle heupen en een driehoekig gevormd bovenlichaam. Vandaar dat dit ook wel het zandlopertype wordt genoemd. De endomorf daarentegen heeft een ronder lichaam met vaak kortere ledematen en wat meer lichaamsvet dan de mesomorf. Afhankelijk van de vetverdeling, wordt er ook wel gesproken van appeltype (vet vooral op het bovenlichaam) of peertype (vet voornamelijk rond de heupen). Mannen neigen eerder naar het appel- dan naar het peertype. De ectomorf tenslotte is slank en neigt naar mager. Ectomorfen zijn vaak lang. Bij de geboorte staat al vast wie van de drie je bent (dus geef je moeder ook daar maar de schuld van). Dat betekent niet dat je je fysieke verschijning niet kunt aanpassen.
Vormverandering
De mesomorf heeft de meeste aanleg om een gespierd lichaam op te bouwen. De ectomorf, met weinig spiermassa, zal veel moeten trainen op massa om het lichaam er meer mesomorf uit te laten zien. De endomorf heeft het meeste werk. Die zal in de meeste gevallen ook nog overtollig vet moeten verliezen. De peertypes kunnen bij hun krachttraining het accent op oefeningen voor het bovenlichaam leggen. Daardoor compenseer je het relatief brede onderlichaam. Bij de appeltypes is het net andersom. De mesomorf heeft weliswaar een genetisch voorsprong, maar met een beetje doorwerken kun je als endomorf of ectomorf op gelijke hoogte komen. Dan kun je inderdaad appels met peren en zandlopers vergelijken. Kijk ook eens op [Fitness als vorm van crosstraining].