De echte gladiatoren
Volgens de TV-serie Spartacus waren de gladiatoren uit het Romeinse rijk afgetrainde mannen met blokjesbuiken en staalharde spieren. Dat beeld klopt volgens historici maar gedeeltelijk. Gladiatoren waren inderdaad goed getraind en sterk. Maar een extreem laag vetpercentage hadden ze niet.
Als je in een zoekmachine ‘gladiator’ en ‘workout’ intikt, zie je in één oogopslag hoeveel inspiratie de fitnessindustrie put uit series en films over gladiatoren die in een ver verleden voor een uitzinnig publiek op leven en dood vochten in kolossale arena’s. Navolging vindt meestal plaats met behulp van high-intensity-schema’s, met een nadruk op explosiviteit, die soms ook nog worden verrijkt met voedingstips voor een gezandstraalde en messcherpe fysiek.
Over die schema’s gaan we het niet hebben. In dit webbericht gaan we in op wat historici en archeologen ons kunnen vertellen over de echte gladiatoren en hun dikwijls korte leven, hun manier van trainen en eten, en of wij daar anno nu nog iets van kunnen leren.
Daarbij moeten we wel meteen opmerken dat we het hebben over een ‘sportgeschiedenis’ van ongeveer zevenhonderd jaar. Er zijn aanwijzingen dat het leven van de eerste gladiatoren, die zo rond 300 voor Christus optraden tijdens feesten, er anders uitzag dan dat van de laatste gladiatoren die in de laatste eeuwen van het Romeinse Rijk in de arena tegenover elkaar stonden. Maar als we die nuances even negeren, kunnen we in grote lijnen toch wel iets over deze weinig benijdenswaardige mannen zeggen.
Slavenbestaan
De meeste gladiatoren waren slaven. Ze waren eigendom van de gladiatorscholen die jonge mannen trainden tot een vechter en verhuurden aan organisatoren van evenementen. Die organisatoren konden met hun gladiatoren doen wat ze wilden, inclusief ze laten ombrengen. Daar stond dan wel weer tegenover dat scholen meestal een vergoeding kregen voor gedode gladiatoren. Als een populaire gladiator stierf, kon een school soms het vijftigvoudige van het bedrag incasseren waarvoor de organisatoren de gladiator inhuurden.
Sommige gladiatoren werden beroemd en kregen fans, die hun namen op muren kalkten. Maar ook die beroemde gladiatoren stonden in laag aanzien, en zelfs hun bewonderaars lieten geen traan over hun dood. Een handjevol gladiatoren overleefde zoveel gevechten dat ze uiteindelijk werden vrijgelaten. Daar stond wel tegenover dat ze zich alleen in het openbaar mochten laten zien met een houten zwaard, zodat iedereen kon zien dat ze in het verleden mensen hadden gedood bij wijze van vermaak. Ze hadden niet erg veel aanzien.
Sommige gladiatoren waren ook actief in de seksindustrie en werden verhuurd door de gladiatorscholen aan rijke klanten die zich aangetrokken voelden tot sterke mannen. Overigens waren ook die activiteiten voor gladiatoren niet zonder risico. Soms kostte het zelfs hun leven.
Een kort en bruut bestaan
Het leven van de meeste gladiatoren was kort, zelfs in de tijd dat Julius Caesar (100-44 voor Christus) het Romeinse rijk bestuurde. Caesar, een bewonderaar van gladiatoren, voerde regels in die gladiatoren moesten beschermen. Eén van die regels hield in dat een gladiator die zich dapper had geweerd maar gevaarlijk was verwond, recht had op medische hulp. Voor die tijd bloedden gewonde gladiatoren dood in de arena. Dankzij de regels van Caesar eindigde tijdens zijn regeerperiode ‘slechts’ 1 op de 10 gladiatorgevechten met de dood van één de vechters. In andere perioden was de kans op een dodelijke afloop groter.
Geschiedkundigen hebben wel eens berekend dat een kwart van alle gladiatoren die een school binnenkwamen binnen een jaar stierven. De meeste gladiatoren hadden een loopbaan van drie jaar. Daarna waren ze er niet meer. Volgens de Duitse archeoloog en historicus Marcus Junkelmann overleden de meeste gladiatoren ergens tussen 18 en 24.
Op begraafplaatsen zijn overigens ook resten gevonden van gladiatoren die als dertiger en veertiger overleden, maar die vondsten zijn zeldzaam. Waarschijnlijk gaat het om gladiatoren die niet meer in de arena hoefden te staan, maar in de scholen werkten als trainer. Er is in Turkije zelfs een skelet gevonden van een ex-gladiator die de negentig heeft gehaald.
Training
Op het hoogtepunt van het Romeinse Rijk waren er 400 arena’s, waarin jaarlijks in totaal vele duizenden mensen het leven lieten. (Dat waren overigens niet alleen gladiatoren, maar ook veroordeelde misdadigers en aanhangers van verboden godsdiensten.) Historici schatten dat de gladiatoren werden getraind via een netwerk van ongeveer 100 gladiatorscholen.
Die scholen waren eigenlijk gevangenissen. Ze waren ommuurd en de gladiatoren sliepen in cellen van drie vierkante meter. Hun leven bestond vooral uit trainen. Volgens The Roman Games, een boek van de Amerikaanse geschiedkundige Alison Futrell, moesten gladiatoren gemiddeld drie keer per jaar optreden in een arena. Het was niet ongewoon dat ze tijdens zo’n evenement meerdere keren moesten vechten.
Een gladiatorgevecht duurde meestal tien minuten. Tijdens gladiatorspelen waren er soms tientallen van zulke gevechten. De eerste gevechten waren tussen onbekende en nauwelijks getrainde gladiatoren, die vaak een bloedige afloop hadden. De gevechten tussen de ‘sterren’ stonden later geprogrammeerd.
We weten bitter weinig over de training van de gladiatoren. Er waren waarschijnlijk handboeken voor trainers van gladiatoren, maar die zijn nooit teruggevonden. Er zijn wel brieven en boeken van artsen die werkten voor gladiatorscholen en die probeerden de gladiatoren zo lang mogelijk in leven te houden. Een bekende gladiatorenarts was Claudius Galenus.
Uit onderzoek van opgegraven skeletten blijkt dat gladiatoren sterke spieren hadden. Veel historici vermoeden op basis van documenten als de geschriften van Galenus dat gladiatoren trainden volgens het Tetradsysteem, dat in de Oudheid ook werd gebruikt door atleten of elitesoldaten. In dat systeem werkten sporters een cyclus van 4 dagen af.
De Tetradcyclus begon met een dag waarin sporters vooral snelheid en explosiviteit trainden. Op een tweede dag deden sporters aan krachttraining en duurtraining, en op een derde dag deden sporters aan matig-intensieve beweging om van de vorige dag herstellen. Een vierde dag stond in het teken van technische training, zoals het omgaan met wapens en het oefeningen van worpen, grepen en verwurgingen.
De workouts waren waarschijnlijk planmatig opgebouwd. Galenus kende het concept van de warming-up, en ook trainingsprincipes als overload en cool-down waren in de Romeinse tijd bekend. Verslagen van mensen die de gladiatorscholen bezochten, suggereren bovendien dat de gladiatoren niet bang waren voor overtraining. Ze trainden het grootste deel van de dag.
Lichaam
Desondanks hadden gladiatoren niet de geripte fysiek van de acteurs in de gladiatorenfilms en -series. Afbeeldingen van gladiatoren die zijn gevonden in Romeinse gebouwen laten getrainde en gespierde mannenlichamen zien. Het zijn zeker geen dikkerds, maar ook geen bodybuildingfysieken met een vetvrije midsectie. Zo op het oog hadden gladiatoren een vetpercentage van vijftien tot twintig procent. Dat was waarschijnlijk het gevolg van het typische koolhydraatrijke gladiatorendieet.
Uit analyse van de botten van tientallen gladiatoren, die zijn gevonden in de Romeinse stad Efeze in wat nu Turkije is, blijkt dat gladiatoren niet of nauwelijks dierlijke producten aten. Gladiatorbotten bevatten hoge concentraties strontium, een mineraal dat vooral in planten zit. Gladiatoren waren praktisch veganisten. De drie maaltijden die ze dagelijks aten bestonden vooral uit pap van gerst en bonen, en incidenteel misschien ook uit fruit.
Bovendien waren de gebitten van de gladiatoren ronduit slecht. Koolhydraten veroorzaken gaatjes. Waarschijnlijk vonden gladiatorscholen dierlijke producten zoals vlees, vis, eieren en zuivel te duur. Ook gladiatoren die Claudius Galenus kende, volgden zo’n dieet. Galenus vond het niet optimaal. Het maakte het vlees ‘zacht’, schreef hij. Daarmee bedoelde hij dat het vetpercentage hoog kon oplopen.
Sommige archeologen denken dat gladiatoren door hun vetlagen beschermd waren tegen steekwonden, maar experts op het gebied van de martial arts zijn het daarmee oneens. Vetlagen kunnen misschien beschermen in gevechten met messen, zeggen zij, maar messen werden in de arena niet gebruikt. Gladiatoren gebruikten wapens als zwaarden, speren en drietanden waartegen beschermende kleding, harnassen en helmen misschien enige bescherming boden, maar onderhuidse vetlagen niet. Gladiatoren aten kennelijk dus plantaardig omdat gerst en bonen goedkoop waren en tegelijkertijd genoeg voedingsstoffen leverden om gezond te blijven.
Voorbeeld
Het fijne zullen we waarschijnlijk nooit te weten komen. Maar als je traint met gewichten en graag naar Spartacus of een ander gladiatorendrama kijkt, is het misschien goed om te beseffen hoe ver die producties van de historische werkelijkheid staan.
De echte gladiatoren zaten niet zo strak in het zonnebankbruine en onthaarde vel als de cast van Spartacus. Ze hadden niet zulke fonkelwitte tanden en waarschijnlijk waren ze met al hun littekens ook niet zo knap. Maar ze trainden snoeihard en beschikten ongetwijfeld over meer brute kracht dan de gladiatoren van het scherm. En laten we wel zijn, als je op zoek bent naar een realistische inspiratiebron, dan zijn de authentieke gladiatoren daarvoor waarschijnlijk beter geschikt dan hun imitatoren van de moderne vermaaksindustrie.
Een bekende deun waar circusartiesten mee worden aangekondigd heet ‘de mars van de gladiatoren’.