Vitale en Fatale vetten
Vetten hebben de afgelopen decennia een behoorlijke ‘bad rap’ gehad. Je werd baggervet van vet. Hart en vaten gingen er van naar de knoppen. Een surplus aan spek was slecht voor je carrière en je liefdesleven. In die ‘war on fats’ werden alle vetten op één hoop gegooid. Terwijl niet alle vetten gelijk zijn. De een is vitaler dan de ander, de ander is fataler dan de een. Kortom, ken uw vetten!
Vette geschiedenis
Kijken we naar de beoordeling van vetten in de geschiedenis van bodybuilding en fitness, dan zien we in de jaren 50 en 60 een positieve beoordeling van vet. Opbulken en snel een beetje, was het adagium in die jaren. En waar werd je sneller groot van dan van loeizware gewichten en een vette bek? Baggervet maar beresterk stonden ze destijds op het podium, te stralen van gezondheid.
De jaren 70 en 80 echter zorgden voor een ommekeer in de beoordeling van vetten. Vet maakte dik en was buitengewoon slecht voor hart en bloedvaten. Het begrip cholesterol werd de boebaas van groot en klein. De consumptie van vetten moest beperkt worden tot hooguit 20% van de dagelijks geconsumeerde calorieën, en dan te bedenken dat een voeding die onder de 30% vet zit behoorlijk smakeloos wordt. Maar ja, je wilde scherp worden of niet.
Het afgelopen decennium mag wel als de ‘terugkeer van de vetten’ worden beschouwd. Ontdekt werd dat vetten niet altijd de boosdoeners zijn bij overgewicht, dat een langdurige vetconsumptie onder de 30% bijna niet te pruimen is, dat een eitje tikken ’s ochtends je cholesterolniveau nog niet naar onacceptabele hoogten jaagt, dat wie zwaar wil trainen en flink wil groeien er goed aan doet zijn vetconsumptie niet onder de 30% te laten zakken op straffe van een onderdrukte testosteronproductie.
Vitale en fatale vetten
Eén man heeft daarbij een ‘vitale’ rol gespeeld: dr. Udo Erasmus, de ‘olieman’ van fitnessland. Hij was de leider waarop menige fitnessgoeroe, zoals supplementenspecialist Wil Brink bijvoorbeeld, zich oriënteerde. Zijn dijdikke vetbijbel Fats that heal and Fats that kill is enkele jaren geleden in het Nederlands vertaald onder de titel Vitale en Fatale Vetten. Daarin wijst hij op het belang om onderscheid te maken tussen de verschillende vetten, tussen verzadigde vetten en enkelvoudig en meervoudig onverzadigde vetten. Zo wees hij bijvoorbeeld, op de schadelijkheid van transvetzuren, die in de industrie worden gebruikt. Zijn grote liefde is echter ‘flax oil’ of lijnzaadolie, een precursor van omega-3 vetzuren, die bevorderlijk zijn voor het cholesterolgehalte (bevordert het HDL-cholesterol, ook wel goede cholesterol genoemd) en de insulinehuishouding, en daarmee ook bevorderlijk voor de opbouw van spiermassa.
Onlangs echter, is de lieveling van Udo Erasmus, lijnzaadolie, negatief in het nieuws gekomen. Lijnzaadolie is een rijke bron van alfa-linoleenzuur, en het lijkt er op dat alfa-linoleenzuur de kans op prostaatkanker verhoogt. Geen prettig nieuws! Maar het geeft ook al aan hoe ingewikkeld de hele vetzuurproblematiek is. Zo ben je vitaal, zo ben je fataal! De onderzoekers adviseren lijnzaadolie in te ruilen voor visolie. Erasmus gaat op zijn website [www.udoerasmus.com] in de verdediging door te wijzen op het belang van de juiste verhoudingen omega-3 en omega-6 vetzuren en het belang van de juiste productie en bewaring van lijnzaad en andere gezondheidsbevorderende oliën.
Punt is, dat Erasmus allerlei vetzuursupplementen verkoopt en daarmee op z’n minst de schaduw van partijdigheid over zich heen krijgt. Daarom is het belangrijk altijd meerdere en bij voorkeur niet commerciële bronnen te raadplegen. Het boek van Udo Erasmus is interessant en diepgravend, maar het blijft het boek van iemand die wat wil verkopen!