EN  |  FR

Vitaminen: geen ABC-tje!

Baat het niet, dan schaadt het niet, is het adagium van het grote publiek. Uit schuldgevoel voor onvolwaardige voeding of gelokt door beloftes in de media van prestatieverhogende of gezondheidsondersteunende werking, willen we er nog wel eens een vitamientje tegenaan gooien. Maar volgens een groot recent onderzoek in het gezaghebbende Journal of the American Medical Association is het verhaal een stuk ingewikkelder. Vitaminen kunnen de gezondheid ook schade toebrengen.

In februari 2007 publiceerde de Deense onderzoeksgroep van dr. Christian Gluud een onderzoek waarin met name de vitaminen A, E, C en bètacaroteen onder vuur genomen werden. In de meta-analyse – altijd een gold standard in de wetenschap – wogen de onderzoekers een kleine 50 studies onder een totaal van zo’n 180.000 mensen. A, E en bétacaroteen bleken geen positief effect te hebben. Integendeel, slikken van deze vitaminen in suppletievorm bleek een verhoogde sterftekans met zich mee te brengen. Voor vitamine E kwam dat op 4 procent, voor bètacaroteen (provitamine A) op 7 procent en vitamine A spande de kroon met 17 procent. Vitamine C en selenium ontsnapten net de dans, maar in de studie wordt aanbevolen de rol van vitamine C en selenium nader te onderzoeken.

Gluud en de zijnen, verbonden aan de universiteit van Kopenhagen, zijn dan ook geen grote fans van het liberaal toevoegen van vitaminen en antioxidanten in voedingsmiddelen. Eerst het bewijs voor de gezondheidseffecten, dan pas toevoegen, luidt zijn stelling.

Kalm aan met hooggedoseerde supplementen

Het slikken van vitaminen en andere (bioactieve) stoffen met antioxidante werking gaf al eerder in plaats van een beschermende een schadelijke werking te zien. Hoge doseringen bètacaroteen (ook wel provitamine A genoemd, omdat het in het lichaam omgezet wordt in vitamine A), vanaf 15 mg per dag, bleek het risico op longkanker te vergroten. Een verklaring hiervoor is het zogenaamde pro-oxidant-effect, wat wil zeggen dat bij te hoge concentraties antioxidanten negatieve effecten kunnen optreden die het tegenovergestelde zijn van de verwachte antioxidantwerking. Beter is het om een zo volwaardig mogelijke voeding te eten, met voldoende granen, groenten en fruit.

Vooral met de in vetoplosbare vitaminen (A, E, D, K) is het oppassen geblazen, want deze vitaminen kunnen zich in het vetweefsel opslaan, zodat een teveel niet direct wordt uitgescheiden als bij de in water oplosbare vitaminen C en B-complex, bijvoorbeeld. Er zijn wel bepaalde groepen die grotere behoefte hebben aan bepaalde vitaminen, zoals kleine kinderen, zwangere vrouwen, vrouwen die borstvoeding geven en senioren. De hoeveelheid die zij nodig hebben is zo groot dat die niet of nauwelijks door de voeding kan worden geleverd. Sporters vallen daarbuiten, zo zijn in ieder geval de officiële richtlijnen van het Voedingcentrum.

Sporters en vitaminen

Er bestaan geen vaste richtlijnen voor de aanbevolen inname van vitaminen en mineralen door sporters. In plaats daarvan wordt aangenomen dat een matige tot hoge energie-inname, in combinatie met een gevarieerd eetpatroon de sporter in staat stelt te komen tot een inname van vitaminen en mineralen die zijn behoefte dekken. Goed wetenschappelijk onderzoek heeft niet kunnen aantonen dat vitaminesuppletie de sportprestatie verhoogt, behalve als er sprake is van een tekort. Wel is er interesse voor de mogelijke rol van antioxidante vitaminen bij de preventie van schade door overmatige productie van vrije radicalen. Veel (recreatieve) krachtsporters en fitnessers op dieet kunnen wel baat hebben bij een compleet (laaggedoseerd) vitamine/mineralensupplement.

Dossier: