EN  |  FR

Beroepsgerichte aanpak overgewicht noodzakelijk

Je verwacht misschien dat mensen met zittend werk vaker kampen met overgewicht dan mensen met ‘lopend werk’? Mis! Mensen met zittend werk bewegen wel minder (dat is bijna vanzelfsprekend!), maar het probleem van het overgewicht ligt genuanceerder en vereist dan ook een genuanceerdere benadering.

Lichamelijk actief en tóch te dik

De helft van de mensen met een zittend beroep beweegt te weinig, tegenover twintig procent van de mensen met lopend werk. Maar dat meer bewegen niet automatisch gelijkstaat aan minder overgewicht, blijkt maar weer eens uit het TNO-onderzoek over het vóórkomen van overgewicht en obesitas bij verschillende beroepsgroepen en in verschillende branches (gepubliceerd in: TNO, Bewegen gemeten 2002-2004). Hoewel je zou denken dat in actieve beroepen overgewicht minder voorkomt en – omgekeerd – dat mensen met zittend werk juist dikker zijn, constateert TNO dat deze hypothese voor veel beroepen en branches niet opgaat. Neem bijvoorbeeld wetenschappers en werknemers in het bank- en verzekeringswezen: deze zittende ‘bureauwerkers’ scoren juist goed als het gaat om minder overgewicht. Van hen heeft 22,8% overgewicht. Kijken we daarentegen naar bouwvakkers; die scoren juist weer slecht. Overgewicht teistert 38,5% van de werknemers in deze branche.

Nu is het natuurlijk ook niet zo dat álle lichamelijk actieve werkers vaker kampen met overgewicht. Bij de altijd bezige boeren bijvoorbeeld komen overgewicht en obesitas relatief weinig voor en volgens verwachting zijn managers relatief vaak te dik.
Deze verschillen tussen beroepsgroepen en branches kunnen natuurlijk worden verklaard door het feit dat gewichtsproblemen worden veroorzaakt door meer dan alleen bewegingsarmoede (al dan niet op het werk). Ook de sociaal-economische status (SES) en de mate van ‘sedentair gedrag’ in de vrije tijd spelen een rol. Uit eerder onderzoek bleek al dat mensen met een lage SES vaker te vet eten en dat je hen ’s avonds niet in het fitnesscentrum of op het sportveld tegenkomt. TNO schetst het – voor iedereen herkenbare – beeld van de bouwvakker die tijdens het werk lichamelijk zeer actief is, maar die je in de pauzes en de vrije tijd met geen tien paarden in beweging kunt brengen.

Doelgroepgerichte aanpak

Om de tendens van toenemend overgewicht onder de werkende bevolking te keren, is bewegingsstimulering alleen dan ook niet voldoende. De bestrijding van overgewicht vereist een specifieke aanpak per beroepsgroep en branche. Ten eerste natuurlijk omdat de problematiek tussen de verschillende beroepsgroepen en branches aanzienlijk verschilt. Ten tweede is algemeen bekend dat de kans op succes van campagnes en strategieën die gedragsverandering beogen, groter is, naarmate doelgroepen gerichter worden aangesproken.
Voor lichamelijk actieve werknemers is bewegingsstimulering van ondergeschikt belang. Voor die beroepsgroepen die ondanks hun actieve werk toch te dik zijn, ligt een strategie gericht op voedingsgewoonten meer voor de hand. Laat die bouwvakker na zijn werk maar lekker onderuit liggen op de bank, maar biedt hem wel een gezond alternatief voor zijn broodje kroket.
Bewegingsstimulering is wél van belang voor mensen met zittend werk. Een aantal bedrijven biedt hun personeel sinds een aantal jaren bewegingsprogramma’s (zoals bedrijfsfitness) aan en de resultaten daarvan zijn positief. Ook het draagvlak onder werknemers voor bewegingsstimulering op het werk is groot. Meer dan de helft van de werkenden vindt dat hun bedrijf hier meer aan moet doen, vooral als het gaat om bewegingsstimulering tijdens werkuren.

/media/files/fitness-op-het-werk.jpg

Bewegingsstimulering tijdens werkuren

De inspanningen van bedrijven richten zich tot op heden echter vooral op bewegingsstimulering in de vrije tijd. Om de resultaten te verbeteren, zou het beter zijn om ook na te gaan hoe werkplek, werkorganisatie en takenpakket zo ingericht kunnen worden dat werknemers meer op het werk gaan bewegen. Daarvoor bestaan natuurlijk tal van mogelijkheden, die deels ook al in praktijk worden gebracht. Zo zijn er verscheidene bedrijven die hun werknemers stimuleren om de trap te nemen in plaats van de lift. Er bestaan softwaretoepassingen die werknemers waarschuwen wanneer ze te lang achter hun beeldscherm blijven zitten. En in Engeland lanceerde Sport England vorig jaar een e-mailvrije vrijdag in een poging werknemers achter hun bureau weg te halen (een persbericht vind je hier). In hoeverre deze e-mailvrije dag een succes is geweest, is onbekend, maar dat de bijdrage van deze enkele dag aan de bewegingsstimulering nihil was, lijdt geen twijfel.
Mensen lijken van nature geneigd om het zichzelf zo gemakkelijk mogelijk te maken en zuinig om te springen met hun energie. De moderne technologie maakt het de mens tegenwoordig wel heel gemakkelijk om dit instinct te volgen. Waarom zou je naar je collega toegaan, als je hem ook een e-mailtje kunt sturen? Het antwoord kent natuurlijk iedereen, maar van tijd tot tijd moeten wij daar weer aan herinnerd worden.
Misschien moeten wij ons technologische vernuft meer inzetten om de mens te stimuleren wat vaker in beweging te komen. Waarschuwingssignalen van onze computer wanneer we te lang achter ons beeldscherm blijven plakken of wanneer we een e-mail willen sturen aan een collega even verderop kunnen ons misschien net dat zetje geven om wat vaker ons verstand te volgen in plaats van ons gevoel. De ontwikkeling van een soort ‘Movewatch’ – als variant op het in 2000 geïntroduceerde Moodwatch, dat e-mails screent op schuttingtaal – is eigenlijk nog niet zo’n gek nieuw project voor TNO. (En nu heb je lang genoeg gezeten. De hoogste tijd om je benen te strekken en je collega’s te vragen hoe zij hierover denken.)