EN  |  FR

Zelf op zoek in de wetenschappelijke literatuur? Zo blijf je bij de les

afbeelding bij Zelf op zoek in de wetenschappelijke literatuur? Zo blijf je bij de les

Sommige fitnessfanaten en bodybuilders spellen het wetenschapsnieuws over training, voeding, suppletie en farmacologie. Ze zijn op zoek naar wetenschappelijke inzichten die hun ideale fysiek dichterbij kan brengen. En soms vinden ze die. Maar heel vaak ook niet.

Ook als je niet dagelijks het internet afstroopt naar interessant wetenschapsnieuws, zal het je niet ontgaan hoeveel wetenschapsnieuws er is. Je ziet al snel door de bomen het bos niet meer. Volgens het ene bericht zouden supplementen met MCT’s en vlaszaadolie op dezelfde manier werken als het populaire afslankmiddel semaglutide. Volgens het andere bericht zou het veganistische eiwit Quorn beter geschikt zijn voor spieropbouw dan ouderwetse whey. En volgens weer een ander bericht kun je beter drie keer per week krachttrainen dan twee.

Bij die berichten zou best wel eens iets kunnen zitten wat hout snijdt, maar je kunt natuurlijk niet op basis van elke onderzoeksuitkomst je voedingspatroon, je trainingsschema of een ander aspect van je leefstijl overhoopgooien. Dat geldt natuurlijk in nog sterkere als je verder gaat zoeken dan nieuwssites - en de digitale wetenschappelijke jungle van PubMed, ResearchGate, Academia en Sci-Hub intrekt, om in integrale wetenschappelijke studies op eigen kracht op zoek te gaan naar originele, nieuwe en bijzondere inzichten.

Als jij tot die groep sporters behoort, dan is dit webbericht speciaal voor jou geschreven. Het is zeker niet bedoeld als kritiek. Wel om je een beetje basiskennis bij te brengen waardoor je speurtochten mogelijk productiever en veiliger worden.

Les 1 | Doe maar niets met reageerbuisonderzoek en dierstudies

Als een extract van stoffen in pruimen een anabole werking heeft op spiercellen, dan is dat natuurlijk reuze interessant, maar nog geen reden om enthousiast pruimen te gaan eten. Want zitten die stoffen wel in voldoende mate in pruimen? Komen ze ongeschonden door de spijsvertering? Blijven ze lang genoeg aanwezig in de bloedbaan? Reageerbuisstudies geven op die vraag geen antwoord.

Eenzelfde bezwaar geldt ook voor dierstudies. Als volgens een dierstudie paraxanthine, een stof die in het lichaam ontstaat door omzetting van cafeïne, spieren van proefdieren groter en sterker maakt, dan wil dat nog niet zeggen dat bodybuilders ook meer spieren opbouwen door supplementen met paraxanthine of cafeïne. Maar een paar stoffen die biologische effecten hebben in ratten, muizen en andere proefdieren hebben dat ook in mensen.

Dat komt onder meer omdat de meeste proefdieren actieve stoffen beter opnemen dan mensen. Ratten en muizen hebben naar verhouding een langere dunne darm dan mensen, waardoor de opname van allerlei stoffen hoger is. Bovendien is het ontgiftingssysteem van mensen efficiënter dan dat van proefdieren. Veel stoffen die bij ratten en muizen lang genoeg circuleren om biologische effecten te hebben, zijn bij mensen in een mum van tijd verdwenen.

Dat wil niet zeggen dat reageerbuisonderzoek en dierstudies nutteloos zijn. Dit type onderzoek kan leren hoe stoffen werken. Zulke inzichten zijn interessant voor wetenschappers, maar meestal niet voor sporters die sterker, gespierder en slanker willen worden.

Les 2 | Wees terughoudend met observationeel onderzoek

In observationeel onderzoek bestuderen wetenschappers mensen zonder dat ze het gedrag of de omgeving van hun studiedeelnemers beïnvloeden. Ze achterhalen bijvoorbeeld hoeveel choline in hun voeding zit en kijken hoeveel spiermassa en lichaamsvet de studiedeelnemers hebben. Canadese onderzoekers die in 2016 zo’n onderzoek publiceerden, constateerden dat een hoge inname van choline samengaat met relatief veel spieren en relatief weinig lichaamsvet.

Dat onderzoek bewijst op zichzelf nog niet dat choline de lichaamssamenstelling verbetert. Misschien bevatten voedingsmiddelen met veel choline ook andere stoffen, zoals hoogwaardige eiwitten – en zijn het die stoffen die de verbeterde lichaamssamenstelling verklaren. Of misschien eten mensen die veel bewegen en daardoor een gunstiger lichaamssamenstelling hebben ook meer voedingsmiddelen die rijk zijn aan choline.

Er zijn verschillende soorten observationeel onderzoek, maar voor alle types geldt dat de gevonden verbanden lang niet altijd oorzakelijke verbanden zijn. En dat betekent ook dat je uiterst voorzichtig moet zijn met de toepassing van de resultaten van dit soort onderzoek. In de meeste gevallen is het verstandig om nog even niets met de uitkomsten te doen.

Les 3 | Besef de waarde van experimenteel onderzoek

In een experimentele studie bepalen onderzoekers zelf welke stof ze aan hun proefpersonen geven. Ze bepalen de dosering, het moment van de dag waarop hun proefpersonen de stof innemen en de duur van de toediening. Ze bepalen zelf welke proefpersonen ze gebruiken. En wat wetenschappers doen met stoffen in capsules, kunnen ze natuurlijk ook met een manier van training of met een psychologische techniek.

Omdat ze alle factoren zelf kunnen bepalen, is experimenteel onderzoek bij uitstek geschikt om oorzaak-gevolg-relaties te ontdekken. Dat maakt experimenteel onderzoek uiterst interessant voor sporters – interessanter dan reageerbuisstudies, dierstudies en observationeel onderzoek. Als uit experimenteel onderzoek blijkt dat krachtsporters net zoveel spiermassa opbouwen met een belasting waarmee nog net sets van 10 reps mogelijk zijn als met sets met een minder zware belasting waarmee een bodybuilder 30 reps kan maken, dan is dat nuttige informatie.

Les 4 | Kijk naar de onderzoeksopzet

Experimenteel onderzoek is veelzeggender dan observationeel onderzoek, maar dan moet dat experimentele onderzoek om te beginnen wel netjes zijn uitgevoerd. En dat is jammer genoeg niet altijd het geval. Nou is onderzoeksmethodologie een wetenschappelijke discipline op zichzelf. Het is ondoenlijk om alle aspecten daarvan in dit bericht te proppen. Maar er is één ding waarmee je ook als je geïnteresseerde leek het grootste kaf van het koren kunt scheiden. Een minimumvereiste voor een experimenteel onderzoek is toch wel een controlegroep die geen stoffen krijgt of geen behandeling ondergaat.

Als proefpersonen in een experimenteel onderzoek een beetje vet verliezen als ze gedurende twee maanden elke dag een flink glas tomatensap drinken, dan kan dat inderdaad betekenen dat tomatensap een milde afslankende werking heeft. Maar als in datzelfde onderzoek geen controlegroep aanwezig is, dan zegt dat die afname niet zoveel. Je moet het placebo-effect niet onderschatten.

Les 5 | Achterhaal wie het onderzoek heeft betaald

Zeker als het gaat om farmacologische middelen die bijvoorbeeld spieropbouw en vetverlies moeten bewerkstelligen, is het belangrijk om te weten wie het onderzoek heeft betaald. In de farmaceutische industrie gaan grote bedragen om en met het onderzoek dat de werkzaamheid en veiligheid van die middelen moet aantonen zijn grote belangen gemoeid. Als producenten onderzoek hebben betaald, is de kans reëel dat het onderzoek een veel rooskleuriger beeld geeft. Dat geldt ook voor onderzoek naar actieve supplementen in supplementen.

Een truc die veel te vaak voorkomt, is dat bedrijven alleen dat gedeelte van het onderzoek publiceren dat ze goed uitkomt. Ze geven hun proefpersonen bijvoorbeeld twee jaar een middel, maar publiceren alleen de uitkomsten van de eerste zes maanden. In die periode was het middel veilig en effectief. Of dat ook het geval was in het anderhalve jaar daarna, weten we niet.

Bedrijven die farmacologische stoffen ontwikkelen die in zwang zijn in fitness en bodybuilding zijn wat dat betreft niet slechter of beter dan andere bedrijven. Dat betekent dat ook bodybuilders beter kritisch kunnen zijn met alle oude en nieuwe studies die aantonen dat – we noemen maar wat –allerlei obscure peptiden, testosteron en SARMs, veilige spieropbouwers zijn en dat je zonder een centje pijn vet kunt verliezen met GLP-1-varianten. Als die studies zijn betaald door een bedrijf dat die producten op de markt wil brengen, kun je ze beter met een korrel zout nemen.

Soms kun je als leek dichter bij de werkelijkheid komen als je zo’n wetenschappelijk artikel grondig bestudeert. Je kunt dan bijvoorbeeld achterhalen dat dat o zo populaire afslankmiddel waarover de halve wereld enthousiast is, alleen werkt zolang je het gebruikt. Stop je er mee, dan keren alle verloren kilo’s weer snel terug. En als je nog een spaatje dieper graaft, ontdekt je misschien ook nog dat een flink deel van de verloren kilo’s bestaat uit verdwenen spiermassa.

Maar veel vaker zijn de onderzoeken onvolledig. Een verontrustend voorbeeld is het onderzoek naar GW-501516 (andere benaming: cardarine), een farmacologische stof die de omzetting van voedingsstoffen en lichaamsvet in energie vergroot. Sommige bodybuilders gebruiken deze stof als afslankmiddel. Het bedrijf dat overwoog om GW-501516 als afslankmedicijn op de markt te zetten, heeft het onderzoek naar cardarine in alle stilte stopgezet. Het had aanwijzingen dat GW-501516 misschien kanker in de hand zou kunnen werken. Het betreffende bedrijf heeft het niet aan de grote klok gehangen, maar ooit ergens verteld op een congres. Je kunt een korte samenvatting van die presentatie alleen met grote moeite terugvinden in de wetenschappelijke literatuur.

Les 6 | Eén studie is geen studie

Ook als een experimenteel onderzoek tot stand komt zonder dat er op de achtergrond machtige sponsoren meeschrijven, kan het er faliekant naast zitten. In 2005 publiceerde John Ioannidis een zorgwekkende analyse waaruit bleek dat de meeste wetenschappelijke ontdekkingen achteraf gebakken lucht waren. Als onafhankelijke onderzoekers onderzoek herhaalden dat aanvankelijk zulke mooie resultaten opleverde, bleek er heel vaak weinig van te kloppen.

Een belangrijke oorzaak van die ‘replicatiecrisis’ is de druk op wetenschappers om koste wat kost onderzoek met opvallende, baanbekende en sensationele resultaten te produceren. Dan werk je in hand dat wetenschappers opmerkelijke ontdekkingen zo snel mogelijk de wereld in slingeren zonder dat ze eerst controleren of ze niet ergens een vergissinkje hebben gemaakt.

Omdat er zoveel losse flodders onder de wetenschappelijke studies zitten, is het verstandig om een wetenschappelijke studie pas te vertrouwen als je de uitkomsten bevestigd ziet door een ander onderzoek, liefst uitgevoerd door een andere onderzoeker. Eén studie is geen studie, moet je maar denken.

Les 7 | Wees conservatief

Hoe meer je leert begrijpen hoe wetenschap werkt, hoe voorzichter en terughoudender je zult worden met het toepassen van inzichten die je leest in wetenschappelijk onderzoek. Het kan jaren duren totdat inzichten uit observationeel onderzoek worden bevestigd in experimenteel onderzoek. Het wegfilteren van losse flodders kan nog langer duren. Het corrigeren of ontmaskeren van gesponsorde studies kan tientallen jaren in beslag nemen. Wetenschap ontwikkelt zich langzaam.

Er is niets mis met zelf wetenschappelijke studies lezen. Het is alleen maar bewonderenswaardig als je zelf dingen wilt uitpluizen. Maar de manier waarop de wetenschap werkt, brengt wel met zich mee dat daarbij een voorzichtige en conservatieve instelling noodzakelijk is. Hoe dieper je bereid bent om te graven, hoe conservatiever je moet zijn - en hoe minder snel moet je bereid zijn om beproefde praktijken in te ruilen voor de nieuwe en op het eerste gezicht baanbrekende inzichten die je zult ontdekken.

Een trainingscyclus die je verprutst door een paar wilde ideeën uit te proberen, krijg je niet meer terug. Net als een gezondheid die je verziekt door een wild, en achteraf riskant experiment met een onduidelijke farmacologische stof. Reken er maar op dat je veel baanbrekende ideeën zult vinden die uiteindelijk onbruikbaar blijken te zijn. Misschien zelfs ronduit gevaarlijk.

(afbeelding: Freepik.com)

Dossiers: