Calorieën tellen versus opvoeden?
In de strijd tegen overgewicht moet je waardevolle instrumenten niet afschieten, maar koesteren. Toch heeft het in de gaten houden van hoeveel energie je dagelijks tussen neus en lippen steekt de afgelopen decennia flink wat kritiek gekregen. Uit de hoek van populaire dieetgoeroes, uit de hoek van trendgevoelige diëtisten en, recent, uit de hoek van Annemarie Mol, hoogleraar antropologie van het lichaam. Een hele mond vol…
Onder het motto ‘Elk pondje gaat door het mondje’ tellen diëtisten sinds jaar en dag calorieën. Er gaan 7777 calorieën in een kilo humaan spek, met andere woorden, je moet 7777 calorieën meer eten dan je verbruikt en je bent 1000 gram vetter geworden. Voor dat tellen hebben zij goede redenen: a) je op die manier bijhouden hoeveel energie je binnen krijgt en of dat niet te veel of te weinig is, en b) het is een handig middel om mensen bewust te maken van hoeveel calorieën ze consumeren, want elke diëtist weet uit ervaring dat mensen heel slecht zijn in het schatten van hoeveel energie ze op een dag hebben ingenomen.
Populaire diëten
Veel populaire dieetgoeroes, waaronder Atkins en Montignac, om maar de bekendsten te noemen, hebben de afgelopen 20, 30 jaar kritiek gehad op het tellen van calorieën. Het zou lastig en geestdodend zijn en in het geheel niet nodig wanneer er à la Atkins of Montignac gegeten zou worden. De troefkaart daarbij was een sterke beperking van koolhydraten. Had je de koolhydraten geschrapt of naar de uiterste randen van je voedingspatroon gemanouvreerd, dan kon je in feite ‘ad libitum’ eten, oftewel net zoveel eten als je wilde. Maar de eigenlijke troefkaart was in beide gevallen toch meer het hoge eiwitgehalte en de saaiheid van een koolhydraatarme voeding. De meeste mensen aten daardoor gewoon minder dan ze nodig hadden en vielen dus af. Voor een overzicht van een aantal van de bekendste dieetgoeroes, waaronder ook recentere als dr. Frank en de hormoonbalanstheorie, zie onze EFAA-presentatie De ene calorie is de andere niet.
Opvoeden
Een meer voedingspedagogische kritiek op het tellen van calorieën komt van Annemarie Mol, hoogleraar antropologie van het lichaam van de universiteit van Amsterdam. Afgelopen zomer schreef zij een essay in het Financieel Dagblad waarin ze pleit voor minder nadruk op het tellen van calorieën bij de preventie van overgewicht. Op de website www.nieuwsvoordiëtisten.nl geeft ze daar in een interview nog eens een korte samenvatting van. Ze vindt het tellen van calorieën onvoldoende om mensen te helpen afslanken, want er wordt alleen maar gerekend en niet gekeken naar de praktijk van het eten zelf. Bovendien werkt het volgens haar contraproductief, want houd je je niet aan het aantal voorgeschreven calorieën, dan krijg je al snel commentaar. Mensen moeten niet bang zijn om te eten en juist meer aandacht besteden aan het (samen) eten en het zelf bereiden van voedsel. Kortom, mensen moeten niet tellen maar weer leren eten, zichzelf als het ware opvoeden. Daar zit wat in.
Besef van energie
In haar kritiek op het ‘reine calorieën tellen’ heeft hoogleraar De Mol (filosofe van oorsprong) zeker gelijk, maar ze vergist zich wanneer ze het tellen onder de tafel wil laten verdwijnen. Ten eerste kun je van ‘home cooked food’ ook dik worden als je er teveel van eet (zij het minder snel dan wanneer je ‘dieet’ voornamelijk uit junkfood bestaat) en ten tweede is het heel goed om enig besef te hebben van hoeveel energie voedingsmiddelen bevatten, dat hoort eveneens bij je ‘opvoeding’. Daar komt nog eens bij dat we (helaas) niet in een wereld leven waarin supermarkten, voedingsfabrikanten en andere spelers op de voedingsmarkt er alles aan doen om de consument gezond en slank te houden. Besef van energie (ongeveer weten hoeveel calorieën voedingsmiddelen bevatten) en liefst ook van voedingsverhoudingen (hoeveel eiwit, koolhydraten, vet bevat iets) dienen deel uit te maken van je ‘survival skills’ in een obesogene samenleving.