EN  |  FR

Johnnie de zelfspotter

Soms heb je geen zin om te gaan trainen, wil je een training afraffelen of zie je tegen een paar stevige beurten kniebuigen op als tegen een bezoek van je schoonmoeder. Je denkt ‘Ik trek dit niet’, en wat blijkt nu uit onderzoek? Dat je dat helemaal niet moet zeggen. En dan gaat het er niet om wat vriendelijker te zijn tegen de moeder van je vriendin, maar dat je in moeilijke omstandigheden het woordje ‘ik’ zoveel mogelijk probeert te mijden. 

Verstandiger is het om jezelf aan te sporen met zinnen als ‘Kom op, Willemse, geen gezeik. Alles uit de kast. Je bent een beest.’ En dan is de kans dat wat gedaan moet worden ook echt gedaan wordt groter dan wanneer er een bibberig ‘Ik weet niet zeker of ik dit gewicht wel kan hebben’ klinkt. Nu kennen we de peptalk van Emile Ratelband, die dol is op het woord ‘IK’. Zijn advies is het woord ik juist wel te gebruiken, maar dan op zeer besliste toon. ‘Ik kan het. Ik doe het.’ Mogelijk, maar toch zullen veel fanatieke fitnessers het tegen zichzelf praten als betrof het een denkbeeldige spotter die je aanvuurt en oppept een stuk natuurlijk voor komen. Dat is in ieder geval de uitkomst van een recent onderzoek van Amerikaanse psychologen, gepubliceerd in het februarinummer van Journal of Personality and Social Psychology getiteld Self-talk as a regulatory mechanism: How you do it matters.

Een pittig gesprek met jezelf

Die twee manieren van tegen jezelf praten verschillen hemelsbreed. De ‘jij-vorm’ is doortastender en optimistischer dan de ‘ik-vorm’ die vaak wat minder zeker van zijn zaak is: ‘Ik weet niet of het lukt, maar ik ga het proberen.’
In het onderzoek van de Amerikanen kregen proefpersonen de opdracht in gedachten tegen zichzelf te praten, bijvoorbeeld ter voorbereiding op een moeilijke ontmoeting of gewoon om gedachten of emoties op een rijtje te krijgen. De helft moest dat doen door zoveel mogelijk woorden zoals ‘ik’ en ‘mij’ te gebruiken. De andere helft moest juist zoveel mogelijk ‘jij’ en hun eigen naam gebruiken. Personen die zichzelf op de laatste manier moed inspraken, gedroegen zich daarna sociaal vaardiger in moeilijke situaties. Ze waren ook minder nerveus en somber en konden beter een verhaal vertellen voor een groep.

Op afstand

De onderzoekers leenden een techniek uit de cognitieve therapie. Daar leren patiënten om niet navelstaarderig te zijn, maar vanaf een afstand naar zichzelf en hun pijnlijke gevoelens te kijken. Dat wordt self-distancing genoemd. Letterlijk jezelf op afstand zetten. Het helpt om eventuele irrationele gedachten te veranderen en het accepteren van wat niet zomaar te veranderen valt. De proefpersonen die zichzelf zo ‘op afstand’ hadden gezet, vertelden dat ze moeilijke situaties beter dachten aan te kunnen. Ook was hun ‘zelfpraat’ minder tobberig dan de zwakke broeders die de opdracht hadden gekregen zichzelf met ‘ik’ aan te spreken.

De moraal van het verhaal voor de fitnesser: als er geen spotter voorhanden is die tijdens een zware beurt bankdrukken ‘Kom op, je bent een beest!’ roept, dan moet je dat zelf doen. Zo hoor je het nog eens van een ander…

Een fraai filmpje over het fenomeen ‘spotten’ vind je hier.

Dossiers: