Meer sterfte in wedstrijdbodybuilding?
Misschien beelden we ons wat in, maar er sterven wel heel veel wedstrijdbodybuilders op jonge leeftijd. Cijfers uit het bodybuildingmilieu geven een verontrustend beeld.
EigenKracht heeft meerdere malen bericht over sterfgevallen onder jonge wedstrijdbodybuilders. Het zijn er zoveel, dat we het stellige vermoeden hebben dat er iets goed mis is in deze sport. Een lezenswaardig artikel op de bodybuildingwebsite TheBarbell.com sterkt ons in die overtuiging. De drijvende kracht achter TheBarbell.com is Greg Merrit, een gewezen wedstrijdbodybuilder die tientallen jaren artikelen schreef voor Flex en Muscle & Fitness.
Dode wedstrijdbodybuilders
In 2019 publiceerde Merritt op zijn website het artikel Do Pro Bodybuilders Die Younger Than Average? Daarin probeerde hij de gezondheidsrisico’s van bodybuilding in te schatten aan de hand van gegevens van mannelijke bodybuilders die in het verleden deelnamen aan grote wedstrijden, zoals de Olympia, de Arnold Classic en de Night of Champions. Elke 2 jaar vult Merritt zijn gegevens aan en herhaalt hij zijn exercitie. De meest recente update van het stuk verscheen op 13 januari 2023.
Toen Merritt keek naar de bodybuilders in zijn database die waren geboren tussen 1954 en 1979, zag hij dat daarvan inmiddels 10 procent was overleden. Dat percentage is praktisch hetzelfde als het percentage doorsneemannen in die leeftijdsgroep dat komt te overlijden. Dat klinkt op het eerste gezicht geruststellend, maar dat is het niet.
Amerikaanse mannen zijn niet erg gezond. Dat heeft veel te maken met een leefstijl met weinig lichaamsbeweging en een voedingspatroon met veel industrieel geproduceerde ultra-processed foods die bol staan van lege calorieën. Geen wonder dat meer dan veertig procent van de Amerikaanse mannen obees is en dat meer dan tien procent van hen kampt met diabetes.
Voor wedstrijdbodybuilders liggen de kaarten anders. Deze mannen trainen veel en hard, hebben hun voeding goed op orde en letten nauwgezet op hun vetpercentage. Je zou op basis daarvan verwachten dat hun sterftekans fors lager ligt dan die van doorsnee-Amerikaanse mannen. Je zou verwachten dat de sterftekans van bodybuilders vergelijkbaar is met die van Amerikaanse professionele atleten in reguliere sporten als baseball en American football. Die hebben een sterftekans die ongeveer de helft is van die van doorsnee-mannen. Er is kennelijk iets goed mis in de wedstrijdbodybuilding. Maar wat?
Hart en nieren
Als Merritt gaat kijken naar de officiële doodsoorzaken van de profbodybuilders in zijn bestand, vallen hem twee dingen op. Allereerst overlijdt ongeveer 10 procent van de atleten als gevolg van een nieraandoening. Dat is grofweg 5 keer meer dan normaal.
Een tweede doodsoorzaak is die van de hart- en vaatziekten. In veel landen zijn hart- en vaatziekten nog steeds één van de belangrijkste doodsoorzaken, maar dan hebben we het wel over vijftigers, zestigers en zeventigers. Bij jongere mensen komen dodelijke hart- en vaatziekten minder vaak voor. In de leeftijdsgroep van 20-44 jaar is in de Verenigde Staten ongeveer 10 procent van de sterfgevallen het gevolg van een hart- of vaatziekte. Bij wedstrijdbodybuilders in die leeftijdsgroep is dat ongeveer 60 procent. Dat is dus zes keer meer.
Het lijkt er dus op dat iets in de leefstijl van wedstrijdbodybuilders in ieder geval de nieren en het cardiovasculaire systeem beschadigt. Merritt heeft een donkerbruin vermoeden wat dat kan zijn: het gebruik van anabole steroïden, diuretica en andere farmacologische middelen.
Wetenschap
In dezelfde periode waarin TheBarbell.com de nieuwste versie van Merrits artikel publiceerde, verscheen in Sports Medicine een overzichtsartikel van James Smoliga, een Amerikaanse sportwetenschapper en hoogleraar aan High Point University. Smoliga schreef het artikel omdat ook hij vond dat er verdacht veel profbodybuilders op betrekkelijk jonge leeftijd overleden. In het artikel zette hij alle mogelijke risicofactoren op een rijtje.
Sommige van die factoren zijn ook relevant voor naturelbodybuilding, zoals de zware fysieke training en de strenge afslankdiëten. Om maar met die eerste factor te beginnen, tijdens zware krachttraining kan de bloeddruk tijdelijk stijgen tot 480/350 punten of nog hoger. Daardoor verandert de hartspier. De linkerventrikel van de hartspier wordt groter.
Hoewel die verandering bij krachtsporters niet gevaarlijk is, vermoedt Smoliga dat er misschien een groep bodybuilders is met aangeboren maar milde hartafwijkingen. Deze personen zijn gezond, en kunnen in principe ook gezond oud worden, maar kunnen door zware krachttraining misschien toch in de problemen komen.
Iets soortgelijks geldt ook voor de soms extreme afslankdiëten die bodybuilders volgen als ze zich voorbereiden op een wedstrijd. Mannen verliezen meestal 5-7 kilo, vrouwen 3-6 kilo, soms nog meer dan dat. Zo’n omvangrijk gewichtsverlies betekent een grote belasting voor het lichaam. Daarbij komt nog dat bodybuilders na hun wedstrijd vaak weer snel zwaarder worden. Ook dat belast het lichaam.
Tel bij die twee factoren ook nog een soms torenhoge inname van eiwitten op, plus het gebruik van allerhande vage supplementen, en je ziet dat ook naturelbodybuilding al een wissel op de gezondheid kan trekken. Toch gelooft Smoliga dat de voornaamste risicofactoren van wedstrijdbodybuilding toch in de farmacologische middelen gezocht moeten worden. In de wetenschappelijke literatuur zijn vooral de bijwerkingen van anabole steroïden goed gedocumenteerd.
Anabolica
Anabole steroïden kunnen om te beginnen de veranderingen van de hartspier als het gevolg van de zware training versterken. De vergroeiing van de linkerventrikel kan daardoor zulke vormen aannemen dat het hart meer moeite moet doen om het bloed rond te pompen. Tegelijkertijd kunnen anabolica de cholesterolhuishouding verslechteren, waardoor de bloedvaten hun vitaliteit verliezen, en de bloeddruk verhogen. Het zijn allemaal factoren die op de lange termijn de kans op hart- en vaatziekten, een hartinfarct of een beroerte verhogen. Een chronische hoge bloeddruk kan bovendien de nieren beschadigen.
Smoliga ziet niet alleen de anabole steroïden als mogelijke boosdoener. Hij vermoedt dat ook het gebruik van andere farmacologische middelen een rol speelt, zoals groeihormoon en diuretica, en het gebruik van recreatieve drugs. Uit surveys weten we inmiddels dat bodybuilders die farmacologische middelen gebruiken ook vaker allerlei recreatieve drugs consumeren.
Vooral door het gebruik van farmacologische middelen is wedstrijdbodybuilding bepaald geen gezonde sport, vermoedt Smoliga. Om dat vermoeden te onderbouwen, verwijst de hoogleraar naar een Deens onderzoek waaraan EigenKracht eerder ook al aandacht heeft besteed. Dat is het onderzoek van Henrik Horwitz, verbonden aan de universiteit van Kopenhagen, dat in 2019 verscheen in de Journal of Internal Medicine.
Horwitz gebruikte gegevens die waren verzameld in anti-dopingprogramma’s waarin personen met een ‘verdachte’ fysiek dopingtests hadden ondergaan. Van 545 mannen die daarbij in het verleden tegen de lamp waren gelopen, bepaalde Horwitz hoe die er in 2018 aan toe waren. De onderzoeker ontdekte dat de betrapte anabolengebruikers drie keer meer kans hadden om te overlijden dan willekeurige Deense mannen. Bovendien hadden de betrapte middelengebruikers meer kans op een aantal hart- en vaataandoeningen.
Ook dat Deense onderzoek levert uiteraard geen sluitend bewijs. Het is immers mogelijk dat de geteste mannen niet representatief waren voor ‘de’ farmacologische middelengebruiker in de bodybuilding. Misschien speelden bij hen nog andere risicofactoren.
Voorgevoel
De wetenschap heeft dus nog geen onweerlegbaar bewijs voor een kwalijke rol van farmacologische middelen in bodybuilding. Maar wat je in de wetenschap nu al wel vindt, zijn aanwijzingen in de vorm van honderden, en misschien wel duizenden grote en kleine studies. Allemaal wijzen ze in dezelfde richting. Hopelijk zullen we ooit, dankzij zorgvuldig opgezet onderzoek, uitsluitsel krijgen over de vraag hoe riskant het middelengebruik in de bodybuilding nu precies is. Maar vermoedelijk zullen die resultaten niet echt verrassend zijn.