Hongerende hersenen
Voor zo wijd verspreide fenomenen als overgewicht en obesitas is er opmerkelijk weinig echt zeker over de oorzaak. Natuurlijk, wie meer inneemt dan gebruikt, wordt zwaarder. Maar waarom de een na een reguliere maaltijd wel een voldaan gevoel heeft en een ander zich te pas en te onpas blijft volproppen, daarover is nog veel onduidelijk. Een grootschalig onderzoek onder leiding van IJslandse wetenschappers licht een tipje van de sluier op.
De belangstelling van wetenschappers voor de erfelijke aanleg voor overgewicht is niet nieuw. Dat er genen zijn die overgewicht bevorderen is ook niet nieuw. Welke genen dat zijn, is nog niet volledig uitgezocht. Sinds vorig jaar is het aantal genen dat een rol lijkt te spelen bij het ontstaan van overgewicht wel uitgebreid. In de december-uitgave van Nature Genetics publiceerden IJslandse wetenschappers onder leiding van Gudmar Thorleifsson en G. Bragi Walters de resultaten van hun onderzoek naar het DNA van tachtigduizend mensen. Zoals blijkt uit hun onderzoek ‘Genome-wide association yields new sequence variants at seven loci that associate with measures of obesity’, was daar ook het DNA van zo’n drieduizend Nederlanders, verzameld door onderzoekers van de Nijmeegse Radboud Universiteit, bij betrokken.
In je hersenen
Van een tiental genen was al bekend dat ze een rol speelden bij het ontstaan van overgewicht. De IJslanders ontdekten zeven nieuwe genen. Opmerkelijk is dat deze genen vooral actief zijn in je hersenen. De meeste genen die met overgewicht worden geassocieerd bevinden zich in de maag, lever, darmen en alvleesklier. De nieuwe vondst kan betekenen dat iemands genetische aanleg om te dik te worden meer lijkt te worden beïnvloed door processen in de hersenen dan door het metabolisme. De nadruk ligt op het woord ‘lijkt’, want slechts één procent van de onderzochte mensen had die voor een gezond gewicht ongunstige genen. Ze waren bovendien ‘slechts’ vijf kilogram zwaarder dan de mensen die een voor overgewicht gunstiger genvariatie hadden. En die laatste groep besloeg ook maar één procent van de hele onderzoekspopulatie.
Aanleg
Uit onderzoek onder met name tweelingen is al langer bekend dat aanleg om dik te worden voor een deel, de schattingen lopen uiteen, genetisch bepaald is. Maar voor je weer je moeder ook hier de schuld van geeft, het onderzoek van Thorleifsson en Walters maakt bovenal duidelijk dat nog lang niet bekend is hoe bepalend die aanleg is en welke genen daarbij dan een cruciale rol spelen. Een therapie is dus nog lang niet in zicht. Blijf daarom voorlopig nog maar even vertrouwen op eigen kracht. Dat is trouwens in veel opzichten het beste.