Het is oorlog tussen kracht en gezondheid
Door Hans Wassink
Beste
Dopingautoriteit,
Ik doe al meer dan 25 jaar met plezier aan bodybuilding en voor iemand die over een paar jaar 50 wordt zie ik er nog best goed uit. Maar als ik naar de hedendaagse massamonsters kijk snap ik eigenlijk helemaal niet meer waar het over gaat. Ooit draaide het volgens mij om gezondheid en kracht, en een mannelijke uitstraling. Het soort lichamen die je in die oude Herculesfilms met Steve Reeves en Reg Park uit de jaren 50 en 60 zag. Bodybuilding lijkt mij steeds meer een underground subcultuur aan het worden.
Met vriendelijke groeten, H.
Beste H.,
Dat is ook zo en in toenemende mate heeft bodybuilding als wedstrijdsport een problematisch imago. Zo is onlangs bekend geworden dat bodybuilding niet mag deelnemen aan de World Games 2013 vanwege een hele rij dopingovertredingen in 2009. De World Games werden in 1981 voor het eerst gehouden en kent nu meer dan 30 niet-Olympische sporten, waaronder powerlifting. De ‘wereldspelen’ vinden eens in de vier jaar plaats, een jaar na de Olympische zomerspelen.
Misschien speelt ook mee dat bodybuilding door het grote publiek nog steeds niet echt als een sport wordt gezien. Dat geldt voor Nederland en waarschijnlijk ook voor meer Europese landen. Terwijl er in ons land op televisie al meer dan 30 jaar aandacht wordt besteed aan De Sterkste Man-wedstrijden, zijn de verslagen van bodybuildingwedstrijden over die periode op één hand te tellen. Voor een deel heeft dat te maken met de aard van de sport: de meeste mensen weten gewoon niet waar ze naar moeten kijken en het valt voor een leek ook niet mee hoe te moeten kiezen tussen twee heren die allebei even dubbelgespierd zijn. Dat deelnemer A een betere ruginvulling heeft dan deelnemer B zal de gemiddelde kijker niet opvallen en als het hem in een deskundig commentaar verteld wordt, waarschijnlijk worst wezen.
Dat is misschien heel oneerlijk, maar bodybuilding heeft altijd een acceptatieprobleem gehad. Dat was al zo in de tijd dat bodybuilding als wedstrijdsport nog onder de AAU (American Athletic Union) viel, en bodybuilders pas het podium mochten betreden als eerst een eindeloze rij gewichtheffers hun ding gedaan hadden. Bovendien was het hebben van spieren voor de spieren een verdachte zaak. Wat moet je met al die spieren, wat is het nut ervan? Gewichtheffers lieten tenminste nog zien waar al die spieren goed voor waren, was de mening van Bob Hofmann, een belangrijke ‘krachtcoach’ uit de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw.
Dat er niet veel is veranderd bewijst de gemiddelde Nederlander die met plezier kijkt naar Sterke Man-wedstrijden, terwijl je geen echte insider hoeft te zijn om te kunnen zien dat veel deelnemers niet alleen op Brinta bouwen. Maar de sportieve prestaties zijn makkelijk te volgen. Gigant A wint het stenen tillen van Reus B en Reus C wint het bij het vrachtwagentrekken van Gigant D. Een kind ziet wat er moet gebeuren en wie de winnaar is. Naast de duidelijk te beoordelen sportprestaties stralen deze wedstrijden ook nog eens een bepaald plezier uit. Dit in tegenstelling tot bodybuilders, die er in wedstrijdshape toch vaak dodelijk vermoeid uitzien… en ook echt vermoeid zijn. Het lijkt niet moeilijk te voorspellen, dat er over 10 jaar nog Sterke Man-wedstrijden op televisie te zien zijn en dat wedstrijdbodybuilding nog verder ‘ondergronds’ is gegaan. Dat bij beide praktijken – Sterke Man-wedstrijden of bodybuildingwedstrijden op hoog niveau – de oeroude relatie tussen kracht en gezondheid zoek is, maakt niet uit. Het een oogt op televisie gewoon beter dan het ander.
Kracht en gezondheid: (g)een paar apart
Dat kracht en gezondheid in wezen hetzelfde waren, was voor old school bodybuildingmagazines als ‘Strength & Health’ zo klaar als een klontje. Wie niet gezond was kon ook niet sterk zijn en andersom, een sterke vent was het blakende voorbeeld van gezondheid. Gewichthefkampioen en bodybuilder John Grimek was in de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw hét toonbeeld van kracht en gezondheid. Hij stierf in 1998 op 88-jarige leeftijd. Hoewel hij na zijn veertigste het wedstrijdgebeuren vaarwel zei, hing hij de halter niet aan de wilgen en bleef tot aan zijn dood met gewichten trainen. Hij kon voor in de zeventig nog beurten kniebuigen met 180 kg.
Grimek is als Sterke Man en bodybuilder een grensfiguur. In de loop van de jaren vijftig begon het gebruik van anabole steroïden om zich heen te grijpen. Maar klassiekers uit de jaren zestig, zoals Larry Scott en Bill Pearl voelden zich nog te zeer verwant aan de traditie van Strength & Health om zich lang lekker te voelen bij pil en spuit. Na drie Mr. Olympia-overwinningen stopte Scott op 28- jarige leeftijd met wedstrijden omdat hij andere belangrijke dingen te doen had: werken en een gezin stichten. Larry Scott is 72 jaar en traint nog steeds. Bill Pearl zou langer doorgaan, maar heeft in zijn hele wedstrijdcarrière relatief weinig wedstrijden gedraaid en nam voor de grote wedstrijden als de Mr. Universe (NABBA) steeds drie, vier jaar time-out om zijn lichaam rust te gunnen. Pearl werd op 38 jarige leeftijd overtuigd (ovo-lacto) vegetariër nadat een arts hem op een veel te hoog cholesterolgehalte wees en adviseerde minder vlees te eten. Bill Pearl stopte op 44-jarige leeftijd met wedstrijden, traint nog steeds en is met bijna 80 jaar in prima gezondheid.
Met mannen als Arnold Schwarzenegger en Sergio Oliva werd bodybuilding een kwestie van gebruik op jaarbasis, waarbij anabole steroïden niet alleen in een opbouwkuur of tijdens de wedstrijdvoorbereiding werden gebruikt, maar een jaar werd ingedeeld in verschillende kuurschema’s. Pieken voor de wedstrijd was niet een kwestie van een uitgekiend training- en voedingsbeleid, maar was de uitkomst van chemische manipulatie, de juiste combinatie van middelen X, Y en Z. Lukte het Samir Bannout – de Mr. Olympia van 1983 – telkens maar niet om droog te komen op de belangrijkste wedstrijd in bodybuilding, dan werd er in interviews een misser met koolhydraatladen opgevoerd, terwijl insiders wisten dat een of andere combinatie gewoon niet goed had uitgepakt.
Wogen Schwarzenegger en Bannout in hun beste wedstrijdvorm krap 104 kg, vanaf het midden van de jaren 80 zou het hard gaan. Lee Haney, Dorian Yates, Ronnie Coleman staan ‘model’ voor de ontwikkeling van het gebruik in bodybuilding: groeihormoon, insuline, en nog veel meer testosteron, plus IGF-1, prostaglandinen, lokale groeiers, schildklierhormonen, diuretica, en een uitgebreid scala aan bijwerkingenbestrijders en pijnstillende middelen. De grote jongens van nu wegen in wedstrijdshape 135 kg en zijn dan nog droog en doorgeripped ook.
In Bigger, Stronger, Faster, de onthullende documentaire van Chris Bell, die in 2008 op het Sundance filmfestival de eerste prijs won, zegt drievoudig Mr. Olympia Jay Cutler het onomwonden: ‘Natuurlijk worden er anabole steroïden gebruikt in bodybuilding. Iedereen wil die ‘edge’ hebben. Ik heb nu die edge. En als je dat ‘cheaten’ wil noemen, vind ik dat prima.’ In de documentaire komt ook nog een fitness professional dame aan het woord, die zegt: ‘De steroïden, de implants, de cosmetische chirurgie, de pruiken en extensions – want alle deelneemsters hebben ‘fake hair’ – horen allemaal bij damesbodybuilding. En nee, we zien onszelf niet als gezond. We doen wat we moeten doen om te winnen.’ In het interview van Chris Bell met Cutler, zegt Cutler ook nog dat hij ziet dat profbodybuilding steeds meer moeite heeft bodybuilding te verkopen aan de buitenwacht, het grote publiek. Maar zolang hij als winnaar uit de strijd komt, zal het hem worst wezen.
Stripfiguren, monsters, mutanten
Steve Reeves, Frank Zane, Bob Paris, de stammenstrijd tussen de ‘atletische fysiek’ en de grovere bodybuilders à la Schwarzenegger, Lee Haney, Dorian Yates is tien, vijftien jaar geleden al definitief beslecht in het voordeel van de massamonsters. Niet alleen de band met gezondheid lijkt definitief doorgesneden, maar ook hoor je nauwelijks meer een profbodybuilder praten over bodybuilding als sport. Bodybuilding is een veldslag, een oorlog waarin letterlijk alle middelen zijn toegestaan. Model staat niet meer de gezonde en atletische bodybuilder, maar monsters als Markus Ruhl en het nieuwe Britse ‘creature’ Zack – ‘King’- Khan. Volgens profbodybuilder Will Harris gaat het hier om een ‘new breed’, om ‘mutanten’, waarbij het doel niet is een sportieve prestatie neer te zetten, maar de grenzen van het lichaam zoveel mogelijk te verleggen, hoe dan ook. Wat daar nu precies het nut van is weet Harris waarschijnlijk zelf ook niet.
Dat gezondheid volledig ondergeschikt is aan ‘groei om de groei’, blijkt ook uit de beelden en de uitstraling die fabrikanten veel van die ‘supersupplementen’ willen meegeven. Het beeldmateriaal en de teksten die in een hardcore magazine als Muscular Development worden gebruikt voor supplementen zijn ronduit morbide. Het pre-workout supplement Crack van Revolutions laat een gezicht zien dat onder het witte poeder zit, waarmee het zeggen wil ‘minstens zo krachtig als cocaïne’. En er is een Muscle Warfare lijn producten, met namen als Nuke (kernbom) en Napalm (brandbom) om duidelijk te maken dat het oorlog is. Even een stukje proza: The Battle has begun… The War is raging… You crave to join the fight en zo gaat het nog even door over ‘superior firepower’, over explosieven die strategisch zijn geplaatst, over de oorlog die op het punt staat uit te breken. En als het oorlog is, is natuurlijk alles geoorloofd.
Dan is er ook nog ‘Hemo Rage’, een pre-workout supplement met de slogan ‘Where Men become Monsters!’ (in ouderwetse horrorfilm druipletters). Veel van de massamonsters die reclame maken voor of het uithangbord zijn van dit soort supplementen, maken er bij doorvragen geen geheim van dat ze de kopers toch voornamelijk als een stel sufferds zien, gymrats die de oorlog willen winnen met ‘losse flodders’. Het ziet er naar uit dat bodybuilding zich nog dieper ingraaft voor een oorlog waar niemand om gevraagd heeft en waar niemand bij gebaat is. De hoogste tijd om gezondheid weer op de agenda te zetten.